donderdag 17 februari 2011

Gewoon dinsdag


Onbeschermd voel ik me niet langer, al was ik niet op mijn hoede op dat moment; ik zag het grote onvermogen in zijn ogen, vol in de waanzin.
We stonden verstijfd, als in een film die langzaam afdraait, ik was zijn verborgen dominantie vergeten, zijn energetische oplawaai-ers.
Ongeloof en woede raasde door mij heen toen ik kil verzocht of hij wilde vertrekken.
In de kalmte van mijn stem zat de realisatie, deze intense haat mag nooit meer een voet in mijn huis.
Stil in verdriet stonden we daar en zo zeker dat ik wist dat het genoeg was, zo zeker was dit gebeurd.
Met pijn in mijn hart aanschouwde ik de scheur in de muur;  net vol liefde goud gemaakt, met kracht en opzet in schoonheid verstoort.
Vergeten was ik het, vol vertrouwen in het vertrouwen hebben.
Het duurde voor ik de vernederende energie uit mijn huis had en uit mijn lijf.
Even liep ik als vanouds; niet waardig, tot ik diep in mij voelde dat er iets veranderd was; ik ben eindelijk de dochter van mijn vader.
Woede sliert weg, onmacht draalt niet langer, onrust niet langer dominant, de afstamming is neergezet, niet langer drifting, ik ben.
De wind trekt aan mijn haren, binnenin veranderd de opstelling, lachend weet ik dat ik weer mag spelen, hij heeft me gezien en ik ben hier.
Dus zo knip je de draden door, onverschillig voor de haat, groter dan ik en hij zal zijn, terugverend in waardigheid, zet ik strak de grens.